Een van de bekendste figuren van het Alkmaars beleg in 1573 is Maerten Pietersz. van der Mey. In Alkmaar is een straat naar hem vernoemd en staat er bij de Grote Kerk een beeld van hem, in 1965 vervaardigd door de bekende beeldhouwer Mari Andriessen.
Het standbeeld van Van der Mey in 2016. Licentie: CC-BY. Collectie Regionaal Archief Alkmaar
Het standbeeld van Van der Mey in 1983. Vervaardiger: Stamkot. Licentie: CC-BY. Collectie Regionaal Archief Alkmaar
Het verhaal van Bor
De eerste geschiedschrijver die ons inlichtte over de daden van Maerten Pietersz was Pieter Bor, die tussen 1595 en 1634 een meerdelig werk schreef over de Nederlandse Opstand. Bor vertelt dat stadstimmerman Maerten Pietersz een van degenen was die samen met onder meer burgemeester Floris van Teylingen in juli 1573 met geweld de Friese Poort opende om de geuzentroepen binnen te laten. In het boek van Bor verschijnt Maerten Pietersz begin september 1573 opnieuw op het toneel. Bor vertelt dat Van der Mey op 2 september de opdracht kreeg om twee brieven vanuit het door de Spanjaarden belegerde Alkmaar naar Sonoy in Schagen te brengen, een van Cabeliau met inlichtingen over de Spaanse posities en een van de burgemeesters met onder meer het verzoek om de dijken door te steken. De brieven werden vervoerd in ‘sijn pols of stok’, waar een gat in geboord was, waarin de brieven werden verstopt. Met ‘pols’ is een polsstok bedoeld. Een houten spijker sloot het gat af. Na een moeilijke tocht kwam Maerten Pietersz aan in Schagen. Volgens Bor kreeg Van der Mey van Sonoy te horen dat deze de dijken inderdaad had willen doorsteken, maar dat de afgevaardigden van het Noorderkwartier het hadden verhinderd. Sonoy zei hem naar Hoorn te gaan, waar de gedeputeerden vergaderden, om daar de zaak van Alkmaar te bepleiten. Zo gezegd, zo gedaan. Met vuur sprak Van der Mey over de noodzaak om Alkmaar te hulp te komen. Hij kreeg aanvankelijk niet veel respons. Volgens Bor zei een van de bestuurders tegen hem: ‘hoe staet gy dus en raest, waarom souden wy dat schoon gras en de vruchten op ‘t land verderven? Wat souden te winter onse beesten te eten hebben? Gijluiden en zijt nog geen drie weken belegert geweest, gyluiden kunt het wel houden tot Alderheiligen’. Daarop schold Van der Mey hem uit voor ‘koeherder’. Uiteindelijk besloot men Alkmaar toch hulp toe te zeggen. Van der Mey werd samen met andere afgevaardigden naar Delft gestuurd om aan de Prins van Oranje verslag uit te brengen over de toestand in Noord-Holland en in Alkmaar.
De grafzerk van Van der Mey ligt er in 2016 wat verstopt bij in de Grote Kerk van Alkmaar. Licentie: CC-BY. Collectie Regionaal Archief Alkmaar.
De grafzerk van Van der Mey ligt er in 2016 wat verstopt bij in de Grote Kerk van Alkmaar. Licentie: CC-BY. Collectie Regionaal Archief Alkmaar
Pas in de loop van september keerde Van der Mey weer terug uit Delft. Hij bracht brieven mee van Sonoy en de Prins van Oranje. In de nacht van 28 september probeerde hij met de brieven, die dit keer in een varkensblaas waren verstopt, Alkmaar weer binnen te komen. Hij was de Spaanse linies al gepasseerd, maar toen hij vlak bij de stadswal kwam, bleek daar nog een Spaanse wachtpost te staan, die meteen alarm sloeg. Van der Mey rende snel weg, maar liet in zijn vlucht de brieven vallen. Sonoy was erg ‘bedroefd’ omdat werd aangenomen dat de brieven in handen van de vijand waren geraakt.
Tot zover de feiten over Van der Mey, zoals Bor die vertelt.
Lees verder →